Bij deze veel omvattende verbouwing stonden onder meer twee belangrijke vrouwen aan het roer: algemeen directeur Carmen Willems (53) en architecte Dikkie Scipio (58) van het Nederlandse architectenbureau KAAN Architecten. Ze vertellen ons over de inspiratie voor het masterplan, de problemen die ze onderweg tegenkwamen en wat we kunnen verwachten van de langverwachte en naderende opening.
Hoe voelt het om bij te dragen aan een ontwerpproces dat al zo ver teruggaat in de tijd?
Dikkie Scipio: Ik ben echt heel trots op het resultaat van de verbouwing. We hebben de kracht van het museum teruggebracht.
Carmen Willems: Voor het project werd er een competitie gehouden onder architecten om een plan voor te stellen, maar ik denk dat je de enige was die ervoor pleitte om het concept van de oorspronkelijke architecten terug te brengen. Nu het eenmaal uitgewerkt is, kun je denken: er is bijna niks gebeurd. Maar er is juist gigantisch veel gebeurd! Het restauratieatelier lag verborgen en was niet zichtbaar voor bezoekers. Dit is nu verplaatst en het publiek kan de restauratoren aan het werk zien. Vroeger had men ook weinig klimaateisen, maar nu hebben we zo’n goed klimaat voorzien in het hele gebouw, dat zelfs het balkon weer voor publiek geopend zal zijn. Ook de deuren aan de zijkant van het gebouw kunnen nu open blijven staan. Dat is niet alleen belangrijk voor het contact met de buitenwereld, maar ze dienen ook als oriëntatiepunt voor de bezoeker als ze willen ronddwalen in het museum. Trouwens, als je dan alle afdelingen afrondt, heb je 2,4 kilometer in de benen.
Dikkie: Heb je dat gemeten? (lacht).
Carmen: Ja, dus het is goed voor de conditie! Maar het is niet noodzakelijk om het hele museum in één trek te bezoeken hoor. Om alle werken te bekijken en je er goed in te kunnen verdiepen, zou je er haast een 7-daagse van moeten maken.
Hoe zorgen jullie ervoor dat de verschillende soorten kunst en verschillende tijdvakken niet botsen, maar in dialoog gaan?
Carmen: De architectuur is richtinggevend geweest voor de manier hoe we de collectie gaan presenteren. De KMSKA-collectie telt in totaal 8.400 objecten, waarvan 650 werken zorgvuldig geselecteerd zijn en tentoongesteld gaan worden. Binnen de vaste opstelling laten we chronologie of stijl los en kiezen we voor een thematische opdeling gebaseerd op twee grote tijdsclusters: een collectie tot 1880 en een collectie van alles na het jaartal 1880. James Ensor vormt een scharnierpunt tussen de historische collectie en het moderne gedeelte. Bovendien wordt in het KMSKA de grootste Ensor-collectie ter wereld tentoongesteld.
Dikkie: De bezoeker heeft in de centrale hal van het museum de keuze tussen de twee belevingen. Voor de omgeving waar de werken van voor 1880 worden tentoongesteld, kozen we voor warme verzadigde kleuren, houten vloeren, natuurlijk licht van boven en een symmetrische opeenvolging van museumzalen. De werken na 1880 worden geplaatst in een gedematerialiseerde ruimte; alle aandacht kan daardoor naar de werken gaan. De verticale ruimtebeleving is daar heel anders. Er is een groot contrast tussen de ruimtes.
Wat is het plan voor de tuin van het museum?
Carmen: Toen het museum sloot werd de tuin veel gebruikt door de buurt, maar ik denk wel dat ik mag stellen dat het er een beetje saai uitzag. Dat zal binnenkort anders zijn. De tuin wordt de eerste museumzaal. Er is een tuinarchitect aangenomen die zich liet inspireren door het historische ontwerp. Er wordt nu gewerkt met verschillende tuinkamers en we hebben geopteerd om meer sculpturen uit de collectie in de tuin te verwerken. Het is de bedoeling dat de tuin terug een aangename plek wordt voor de buurt en zal overdag altijd gratis toegankelijk zijn.
Wat is jullie favoriete werk wat in het museum komt te hangen of staan – misschien in combinatie met de constructie die eromheen gebouwd is?
Carmen: Ik heb geen favoriet werk. We hebben zo’n rijke collectie en het verschilt van dag tot dag wat ik het allermooist vind. Het meest uitzonderlijke werk is de Madonna van Fouquet. Die is nog te weinig gekend maar het is onze missie om het wereldfaam te geven zoals de Mona Lisa in het Louvre of het Meisje met de parel in het Mauritshuis. Het werk is gemaakt in 1454 maar de kwaliteit is nog ongelooflijk.
Dikkie: Toen ik hier begon kende ik het nog helemaal niet, maar ik herinner me als de dag van gisteren hoe flabbergasted ik was toen ik het voor het eerst boven de trappen zag hangen. Het heeft zo’n ongelooflijke schoonheid.
Carmen: Ik kan niet wachten om de Madonna in de nieuwe setting te laten zien en het de wereld te laten veroveren. Net als de andere werken trouwens, want we zijn dan misschien tien jaar gesloten geweest voor de verbouwing, de werken hebben zóveel bekijks gehad. Tijdens de sluiting hebben we een internationaal netwerk opgebouwd door onze topstukken in bruikleen te geven. Verder restaureerden we 130 kunstwerken. Dat betekent dus dat niet alleen het gebouw in topconditie is, maar dat de werken dat ook zijn. We kunnen nu niet wachten om dat terug te geven aan het publiek. Uiteindelijk doen we het voor de verwondering op het gezicht van onze bezoekers en ik weet zeker dat het iedereen gaat verbazen. Het is echt van wereldklasse.
Dit interview verscheen in de voorjaarseditie van Fifty&Me, die nu in de winkel ligt. Meer prachtige interviews lezen? Haal ‘m nu of abonneer.
De leukste berichten van Fifty & Me in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.
Beeld (links) Dikkie Scipio (rechts) Carmen Willems