10 pistes om uw geld nog wél te doen opbrengen

Leestijd: 5 minuten

life-magazine

  • Tenzij men over grote financiële middelen beschikt – en dan nog – is het grote (zeg maar gigantische!) nadeel van de Staatslening zijn gebrek aan diversificatie. Het komt er op neer dat men (een groot deel van) zijn eieren in een en hetzelfde mandje legt. Een mogelijke oplossing zijn de obligatiefondsen die in honderden, tot duizenden verschillende obligaties investeren. Elke bankier die verder kijkt dan zijn marketingcijfers kan u toegang bieden tot deze markt. Het obligatiefonds (van de Staat of van privébedrijven) is momenteel de enige defensieve belegging die verdedigbaar is binnen een evenwichtig patrimonium. Bedoeling is niet om voor rendement te zorgen (amper een goede 1% netto), maar om bij te dragen tot de stabiliteit van het patrimonium. Er MOET in obligaties geïnvesteerd worden.
  • De spaarverzekering is de grote rivaal van de spaarrekening. De eerste wordt aangeboden door verzekeringsmaatschappijen, de tweede door de banken. Het is een goed product dat de voorbije 10 jaar veel soepeler is geworden en ook vandaag – voor wie goed zoekt – rond de 3% netto kan opleveren. Toch zijn er twee dingen om voor op te letten. Ten eerste zijn er de kosten die men dient te onderhandelen om ze op een aanvaardbaar peil te houden (ongeveer 1%). Verder is er de voorheffing van 27% op de terugtrekkingen indien de rekening minder dan 8 jaar geleden werd geopend. De oplossing? Meteen een rekening openen, zelfs al plaatst u er een bescheiden bedrag op. Het is de startdatum van de rekening die telt.
  • Aandelen – het beste alternatief? Volgens velen wel. Dit enthousiasme weet zich bekrachtigd door het acroniem TINA (voor ‘There Is No Alternative’). Waar of niet? Wel: dat hangt van… u af. U belegt uw geld niet op de Beurs omdat de spaarrekening niets oplevert. De Beurs is een belegging op de lange termijn. Dit impliceert een risico dat tijd nodig heeft om kleiner te worden. Op de Beurs investeer je enkel de centen waarvan je weet dat je ze de eerstvolgende 5 jaar niet nodig zal hebben. 5 jaar is echt het minimum: 10 jaar biedt nog meer comfort. En hoe investeren: direct kopen (aandelen op de Beurs) of indirect (via plaatsingsfondsen)?  Een directe investering kan enkel gewettigd worden om het risico te spreiden en wanneer men over een beschikbaar kapitaal van minimaal 50.000 euro beschikt. Voor alle duidelijkheid: het gaat dus over een stukje kapitaal dat u binnen het geheel van uw bezittingen kunt vrijmaken voor een investering in aandelen. Beneden dit bedrag moet u uw toevlucht nemen tot een beleggingsfonds. Als u de juiste keuze maakt – bent u goed geadviseerd?; bent u geabonneerd op een beleggersbrief? – en een beetje geduld kunt opbrengen, leveren sommige fondsen meer dan 5% netto op (over de 5 laatste jaren). Wanneer men voor dit soort investering over een bedrag beschikt dat lager ligt dan 25.000 euro volstaat EEN beleggingsfonds, bijvoorbeeld een internationaal aandelenfonds. Het rendement kan daar even hoog oplopen, maar ook hier is geduld een schone zaak.
  • De baksteen is de koning van de beleggingen. Hij doorstaat alles, vooral de inflatie. Die wordt momenteel en door velen als onbestaande voorgesteld en dat is een dikke misvatting, want België is het Europese land met de hoogste inflatie, zijnde ongeveer 2%. Dit komt door de verhoging van de indirecte belastingen – lees de tax shift. Dit is een bijkomende troef om in vastgoed te investeren, want de huurprijzen zijn geïndexeerd. Er zijn twee manieren om in vastgoed te investeren: direct vastgoed (een appartement dat verhuurd wordt, bij voorkeur verschillende kleine appartementen in een grote stad) en indirect vastgoed (vastgoedfondsen of GVV – staat voor Gereglementeerde Vastgoedvennootschappen, de vastgoedbevaks van weleer). Een investering in direct vastgoed brengt 2 tot 3% netto op, zonder de eventuele jaarlijkse meerwaarde te vergeten; een investering in indirect vastgoed (GVV) is goed voor 3 tot 4% netto.
  • Goud is zonder enige twijfel de slechtste van alle beleggingen omdat het niets opbrengt en bovendien niet strookt met het beeld van de veilige haven en de tijdloze stabiliteit dat rond goud wordt opgehangen. Integendeel: het gele metaal is een bijzonder speculatieve belegging: in 1980 was een ounce goud 800 dollar waard, 400 dollar in 1990, 300 dollar in 2000, 1000 dollar in 2010, 1920 dollar in 2011, 1100 dollar vorig jaar en momenteel zo’n 1350 dollar. Onvoorspelbaarder is moeilijk!
  •  


    © Fiftyandme 2024