Hoe bouw je een goed pensioen op?

Leestijd: 5 minuten

Het Belgisch pensioensysteem verandert volop. Dat is ook nodig, want dit is een kwestie van leven of dood. En hoe zit het voor mij? Welnu, een pensioen, dat bereid je voor. Er verandert heel wat, maar gelukkig zitten we in de goede richting.

Door Jean Blavier

Met pensioen gaan – wil eigenlijk zeggen: stoppen met werken – is niet altijd een even feestelijk gebeuren. De overstap verloopt ook niet altijd even zacht. Sommigen gaan zelfs verder, zoals blijkt uit een aantal getuigenissen: ‘Het pensioen is een doodskus. Herinner je X nog? Amper met pensioen en hij kreeg een infarct!’ Zoveel is duidelijk: het pensioen is een breekpunt. Na dagelijks en gedurende tientallen jaren te hebben gewerkt, staat men van de ene dag op de andere op non-actief. Ook al zijn er weinig statistieken om de stelling te ondersteunen: het lijkt er op dat de meerderheid deze overstap zonder al te veel problemen verteert. Een minderheid lijkt het pensioen dan weer in te leiden met een redelijk lange periode van euforie, om daarna weg te glijden in een soort van gelatenheid die tot gezondheidsproblemen kan leiden. Zonder te vergeten dat er vele mannen en vrouwen ongevraagd tot hun pensionering worden gedwongen.

We overdrijven? Toch niet. Het internet staat vol met soortgelijke getuigenissen en met… geavanceerde oplossingen. Want of men dit nu wil of niet: het pensioen bereid je mentaal voor.

60 % van het laatst aangegeven inkomen

Idem dito op financieel vlak. De pensionering laat zich voorbereiden en daar zijn verschillende redenen voor (die sommige bankiers en verzekeraars om allerlei redenen graag negatief uitvergroten). De eerste reden – waarover zelden wordt gesproken – is dat de Belgische pensioenen over het algemeen tot de laagste in Europa behoren. Er werd een vergelijking gemaakt op basis van wat het vervangingspercentage wordt genoemd. Dit vervangingspercentage, dat wil zeggen de verhouding tussen de uitkering en het laatste aangegeven inkomen, bedraagt bij ons zo’n 60%, maar daarin is alles begrepen, dwz. niet alleen het wettelijk pensioen (eerste pensioenpijler), maar ook het privé collectief pensioen (groepsverzekering, sectoriële pensioenfondsen, aanvullend pensioen – de tweede pijler) en het privé individueel pensioen (spaar- en verzekeringspensioen, levensverzekering – derde pijler).

Een studie van de ‘think tank’ der rijke landen, de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling), geeft aan dat wij ons met dit vervangingspercentage van ongeveer 60% net onder het gemiddelde bevinden van de rijke landen. Hoewel het een zeer ingewikkelde berekening betreft en zij rekening houdt met de fiscaliteit die sterk verschilt van het ene land tot het andere, is er geen enkele gegronde reden om aan de conclusies van het OESO te twijfelen. Terwijl Duitsers en Zweden minder goed af zijn dan wij – hun vervangingspercentage bedraagt respectievelijk 50 en 56% – kunnen we ons evenwel met recht en reden afvragen waarom de Fransen 66% scoren, de Italianen 80%, de Luxemburgers 89% en de gelukkige Nederlanders zelfs 96%. Bereken zelf het verschil!

Dankzij de vrouwen

life-magazine-pensionDat de Belgische pensioenen minder hoog liggen dan de andere, komt wellicht en mogelijk zelfs vooral omdat de bijdragen te laag zijn. Heel wat burgers steigeren bij dit soort afweging, maar het is belangrijk te weten waarover het gaat. De bijdragen liggen globaal niet erg hoog omwille van de abnormaal korte looptijd van de loopbanen in ons land waar het aantal actieve werknemers ouder dan 60 jaar – of ouder dan 55 jaar – bijzonder laag ligt. Het bedraagt ongeveer 40% terwijl het Europees gemiddelde op 52% ligt. Gelukkig stijgt dit percentage jaar na jaar, en dit komt voornamelijk dankzij… de vrouwen die steeds langer actief blijven.

Hoe het zover is kunnen komen? Om het cru te stellen: ons land is veel te gul geweest met de pre-pensionering. In 2005 volstond een carrière van 28 jaar om met rust te gaan. Vanaf 2005 werd dit 35 jaar en vandaag is dat 42 jaar, met een officiële pensioenleeftijd van 65 jaar voor iedereen (mannen en vrouwen, loontrekkenden, ambtenaren en zelfstandigen). Deze officiële leeftijd stijgt in 2025 naar 66 jaar en in 2030 naar 67 jaar.

Het fundamenteel probleem van deze situatie ligt in het feit dat de eerste pijler van de pensioenen functioneert op basis van een verdeelsleutel. Simpel voorgesteld is het zo: het zijn de actieven die elke maand het pensioen van de niet-actieven betalen. Maar deze laatste groep wordt elk jaar talrijker om louter demografische redenen: de ‘baby boomers’ (geboren tussen 1946 en 1964) gaan immers massaal met pensioen. We kunnen zo lang als we willen palaveren over de legitimiteit van de leeftijdsperiode, maar één ding is zeker: deze verdeelsleutel kan onmogelijk op een lange termijn werken als het aantal niet-werkenden blijft stijgen en hun pensioen betaald moet worden door een dalend aantal werkenden. Dat is zuivere wiskunde.

Indien, zoals het Federaal Planbureau vreest, de verhouding van het aantal actieve Belgen per gepensioneerde – momenteel 3,5 eenheden – in 2020 naar 3,3 eenheden zou dalen, dan knallen we recht tegen een muur aan. De oplossing is bekend: 55-plussers moeten actiever worden (daar wordt aan gewerkt) en de pensioenleeftijd dient verlaat (ook daar wordt aan gewerkt). In de praktijk blijkt dit evenwel een pak moeilijker te realiseren, ook al zijn er de voorbije jaren heel wat reuzenstappen in de goede richting gezet.

WELKE LOOPBAAN?

Terwijl de pensionering zich ook psychologisch laat voorbereiden en de regeringen eindelijk begrepen hebben dat er ook een gezamenlijke inspanning nodig is voor het heil van de overheidsfinanciën, dient zij ook voorbereid met een individuele financiële planning. Dat wil zeggen: door gebruik te maken van de beide private pijlers van het Belgisch pensioensysteem: de collectieve pensioenen en de individuele pensioenen die van fiscale voordelen genieten. Hieraan dient nog toegevoegd wat sommigen de vierde pijler noemen: spaargeld en individuele investeringen, alsook – wat vaak vergeten wordt – erfenissen. Zo zouden heel wat gepensioneerden het nu een pak moeilijker hebben indien zij niet zouden kunnen terugvallen op hun kapitaalkrachtigere voorouders.

De huidige regering heeft de eerste pijler versoepeld. Vanaf nu kan iedereen die ouder is dan 60 jaar en 42 jaar gewerkt heeft (volgend jaar 43) met pensioen gaan en professioneel actief blijven zonder dat er een inkomensplafond is vastgelegd. Wat er eigenlijk op neerkomt dat dit type gepensioneerde zelf een deel van zijn pensioen betaalt en daarmee de last verlicht die op de (andere) actieve personen rust. Want laten we niet vergeten dat elk jaar 115.000 Belgen met pensioen gaan!

Een andere recente innovatie, waarvan de eerste stappen evenwel al vele jaren geleden werden gezet, is dat het minimumpensioen voor loontrekkenden en zelfstandigen vandaag hetzelfde is, namelijk 1168,73 euro per maand voor een alleenstaande en 1460,45 euro voor een gezin. Maar – want er is een maar – om van dit minimum te genieten, moet men 45 jaar gewerkt hebben.

‘MY PENSION’

Het valt niet mee om de cijfers die men her en der leest naar zijn persoonlijke context te vertalen. De kans is trouwens groot dat dit met de jaren steeds ingewikkelder gaat worden, want het aantal gemengde loopbanen neemt toe: loontrekkend en daarna zelfstandig of andersom, ambtenaar en vervolgens loontrekkend of zelfstandig, of andersom, of misschien wel de… drie. Om daar duidelijkheid over te krijgen, is een bezoek aan de website www.mypension.be aanbevolen. De Pensioendienst is – als het goed is zeggen we het ook – nu eenmaal een goed geoliede machine. Deze website biedt toegang tot de individuele pensioendossiers, maar u moet wel beschikken over een elektronische identiteitskaartlezer (die u in elke elektronicawinkel voor weinig geld kunt kopen) en over de gepaste software (kunt u downloaden). De rest is klassiek: het inloggen is van een gemiddelde moeilijkheidsgraad, wat wil zeggen dat wie minder handig is een paar keer zal vloeken vooraleer hij/zij verbinding kan maken. Er komt trouwens een interessante vernieuwing aan. Als alles naar wens verloopt, zal ‘my pension’ vanaf 1 oktober ook de collectieve privépensioenen (groepsverzekering, sectoriële pensioenfondsen, aanvullende pensioenen) mee verrekenen.

Afrondend nog dit: ‘my pension’ is ook telefonisch bereikbaar via het gratis nummer 1765 en dit van 9 tot 12 en van 13 tot 17 uur. Houd uw identiteitskaart bij de hand en wees niet bang om te bellen, want over het algemeen krijgt u er een zeer geduldige correspondent aan de lijn. Dat is stilaan zo zeldzaam geworden, dat het verdient om in de picture te worden gezet.

 

 


© Fiftyandme 2024