Frans Goetghebeur is geen onbekende. De man die de dalai lama ooit naar ons land wist te halen was als voorzitter van de Boeddhistische Unie en bezieler van het Tibetaans Instituut lange tijd zowat de woordvoerder van het boeddhisme in België. En toen werd het even stiller rond hem. Goetghebeur trok zich terug uit het publieke leven en nam in stilte een paar drastische beslissingen.
Tekst Sigeyn Elst-Foto’s Frank Toussaint
Wat is er sinds je voorzitterschap allemaal gebeurd?
Frans Goetghebeur: ‘Ik moet de laatste tijd dikwijls denken aan een citaat van John Lennon: “Het leven is wat je overkomt terwijl je bezig bent met het plannen van iets anders”. Voor mij was dat niet anders: op een nacht stokte mijn adem en voelde het alsof mijn borstkas naar binnen plofte. Enkele minuten later werd ik afgevoerd in een ambulance. Heel choquerend. Ik had daarvoor nooit dokters of ziekenhuizen gezien, had nooit een signaal gekregen. In het ziekenhuis wist ik dat er iets moest veranderen. De volgende dag heb ik mijn ontslag gegeven in allerlei functies, mandaten en engagementen. Zo’n persoonlijke crisis is een uitstekende gelegenheid om zaken te herbekijken en te veranderen.’
Je reikte uit naar anderen voor hulp.
FG: ‘Dat was voor iemand die dacht dat hij alles altijd zelf kon oplossen een overwinning. Maar ik kreeg de woorden over mijn lippen: ik heb hulp nodig, willen jullie me begeleiden op de weg.’
Meestal kwamen mensen net naar jou met levens- of zingevingsvragen.
FG: ‘Inderdaad. Zelf hulp vragen is nochtans een goede oefening. Je stelt je kwetsbaar op maar je toont je tenminste hoe je bent.’
Tijdens je persoonlijke zoektocht ontdekte je ook therapie.
FG: ‘Als we een wonde hebben zoeken we naar een zalf om te smeren. Als onze ziel gekwetst is moet die ook verzorgd worden. Ik heb diverse therapieën gevolgd met lichamelijk oefeningen en een psychologische insteek. Ik schrok van wat ik allemaal tegenkwam. Oude trauma’s die ik jarenlang had weggestopt kwamen bovendrijven, zaken die mijn leven gevormd hebben op een manier die ik zelf niet echt besefte. Mijn ouders en zusje zijn omgekomen in een auto-ongeval toen ik begin twintig was. Ik heb daar nooit emotie over gevoeld, ik moet dat hebben weggestoken, wellicht omdat ik meteen in actie moest schieten om alles te regelen. Daarna ben ik me gaan inzetten voor het boeddhisme en ben ik niet meer gestopt met in actie te zijn.’
Je zegt dat het boeddhisme niet ontoereikend was maar het kon je crashen ook niet voorkomen. Was je niet teleurgesteld?
FG: ‘Maar nee. Het is een langeter-mijnvisie. Een van de belangrijkste opdrachten in dit leven lijkt me: hoe ga ik om met pijn, miserie en tegenkanting? Hoe leer ik problemen die ik genetisch heb meegekregen of zaken zoals verslaving op te lossen en zo meer te genieten van het leven? In mijn recentste boek probeer ik mensen die daarmee bezig zijn een duwtje in de rug te geven. Ik was verheugd dat professor Kris Vissers, een wereldautoriteit op het vlak van pijnbestrijding, die motivatie aanvoelde. Voor de achterflap schreef hij dat hij hoopt dat de boodschap dat je ook zelf iets kan doen aan ziekte of existentiële moeilijkheden ook artsen in opleiding zal bereiken. Ikzelf ben dankbaar dat ik nog in dit leven dankzij de contacten en de boeken die ik heb gelezen nu dingen uit het boeddhisme echt ontdek en kan toepassen.