Fonds of trackers ?

Leestijd: 6 minuten

Er zijn beleggingsfondsen… en trackers. Voor de spaarder die verder kijkt dan de klassieke bankproducten is deze variant dé oplossing.

Op een goede dag stelde een lezer de schrijver van dit artikel de vraag ‘wat het verschil is tussen een spaarder en een belegger?’ Een goede en, ondanks de eerste indruk, een alles behalve idiote vraag. Volgens het woordenboek is de spaarder iemand die (geld) spaart, terwijl een belegger iemand is die een deel van het beschikbare kapitaal in een onderneming belegt met als einddoel een ‘return on investment’ te realiseren. Het verschil is dus duidelijk. De spaarder spaart en zet geld opzij om een toekomstige aankoop te financieren (een huis, een auto…) of een appeltje voor de dorst te hebben. Terwijl de belegger… belegt met de bedoeling om zo zijn kapitaal te doen groeien. Dat er lange tijd verwarring kon heersen tussen beide, had te maken met de intrestvoeten: die creëerden de indruk dat spaargeld ook een investering kon zijn. Maar in deze moderne tijden – en alles wijst er op dat dit nog even gaat duren – is de opbrengst van de klassieke spaarproducten miniem.

Een klassieke spaarrekening brengt wettelijk 0,11% op. Dat tarief wordt trouwens door de grote banken toegepast. Sommigen geven meer, tot 0,45% en zelfs 0,65%, maar onder voorwaarden (enkel voor de jongste klanten, jaarlijkse stortingen beperkt tot een bepaald bedrag, enz.). De kampioen inter pares – u moet er goed naar zoeken op het internet, want hij steekt zich goed weg – geeft 1% netto, maar wie zijn centen terug wil, moet dat… een jaar op voorhand laten weten. Ook de andere bankproducten bieden weinig vreugde. Voor de kasbon bijvoorbeeld bedraagt de vrijgevigheid van de bank welgeteld 1% voor een periode van 10 jaar. Van die bescheiden 1% dient dan nog de roerende voorheffing van 30% afgetrokken. Totaal oninteressant, dus.

ONTSPAREN

Het besluit is dan ook klaar en duidelijk: het traditionele sparen brengt nauwelijks op. Sterker: het kost! Hoewel de beste klanten hun bankier tot een jaarlijkse rente van een halve procent kunnen overtuigen (basisrente en getrouwheidspremie samen) is er immers ook de inflatie. Die bedraagt in ons land om en bij de 2%. Maak zelf de rekening: de 100 euro die u spaart, wordt na een jaar 100,50 euro, maar heeft een koopkracht van 98,50 euro omdat de prijzen ondertussen met 2% gestegen zijn. Kortom: u spaart niet, maar u ‘ontspaart’. Heeft sparen dan geen zin meer? Neen, want het is altijd een goed idee om wat reserve te hebben en geld opzij te zetten voor een bepaald doel. Maar wat u niet moet doen, is er van uitgaan dat de intrestvoeten uw spaargeld zullen laten groeien.

De oplossing heet beleggen. En de meest toegankelijke vorm van beleggen – de zekerste en meest comfortabele ook – is wat de specialisten ‘instellingen voor collectieve belegging’ noemen (afgekort ICB). Maar omdat u net als ik geen specialist bent, spreken we liever over ‘beleggingsfondsen’. Wat dat zijn? Het zijn financiële producten die kapitalen van investeerders zoals u en ik in ontvangst nemen om ze te laten groeien. Deze beleggingsfondsen worden beheerd door de banken of de beheersvennootschappen waarvan men de naam terugvindt in de benaming. Zo verzamelt KBC New Asia kapitalen van mensen zoals u en ik die in Chinese, Indische of Koreaanse aandelen willen beleggen. Het AXA WF Euro Credit Plus doet hetzelfde voor zij die in obligaties willen investeren die door privébedrijven worden uitgegeven; Carmignac Investissement EUR richt zich op aandelen van multinationals en Candriam Bonds International op internationale obligaties.


© Fiftyandme 2024